Tijdens de integrale tolktoets word je door middel van drie tolktechnieken beoordeeld op drie vaardigheden: tolkhouding, getrouwheid en presentatie/taalbeheersing. Bij elke vaardigheid hoort bepaald gedrag of bepaalde technieken die je moet kunnen aantonen.
Tolkhouding
Je kunt jezelf op passende wijze voorstellen. Je weet je grenzen als tolk te bewaken en je bent professioneel en neutraal. Er is geen reden om aan jouw integriteit te twijfelen.
- Gesprekstolken:
Je tolkt altijd in de 1e Je weet tijdens het gesprek aan te sluiten bij de spreekstijl van de gespreksvoerders, zonder dat je jezelf te veel of te weinig op de achtergrond plaatst.
- Consecutief tolken:
Je tolkt in dezelfde persoonsvorm als de spreker en kunt de spreekstijl van de spreker redelijk goed nabootsen.
- À vue:
Je tolkt de tekst vanuit het perspectief van de schrijver zodat de luisteraar aanvoelt hoe te tekst is geschreven.
Getrouwheid
Je beschikt over een voldoende brede woordenschat om boodschappen die verband houden met overheidsinstellingen, zakelijke en maatschappelijke hulpverlening of zorg te kunnen begrijpen en verwoorden. Op B2-niveau gaan we ervan uit dat je werkt voor hbo-opgeleide hulpverleners (niet voor ambtenaren of hulpverleners die op universitaire denkniveau werken). Je kunt variatie aanbrengen in jouw formuleringen maar soms moet je iets beschrijven omdat je niet op het woord komt.
- Gesprekstolken:
Je kunt de boodschap volledig overbrengen. Kleine afwijkingen zorgen er niet voor dat een boodschap anders begrepen wordt. Als je een stukje mist kun je dat herstellen.
- Consecutief tolken:
Je kunt de inhoud van een voordracht van 3 minuten volledig tolken zonder de spreker te onderbreken. Je kunt notaties maken terwijl je luistert en kunt ze ook goed teruglezen wanneer je de boodschap tolkt
- À vue:
Je kunt een inhoud van een geschreven tekst correct mondeling tolken.
Presentatie/Taalbeheersing
Je kunt op een heldere en, natuurlijke manier spreken. Met jouw uitspraak, intonatie en woordgebruik kun je een samenhangende en heldere boodschap overbrengen. Bij langere stukken vind je het soms nog moeilijk om alles vloeiend in elkaar door te laten lopen. Je beheerst de grammatica van beide talen en je maakt geen vergissingen die tot misverstanden leiden.
- Gesprekstolken:
Je beschikt over voldoende woordenschat en taalbeheersing om het gesprek op begrijpelijke wijze te verwoorden. Je bent goed verstaanbaar en jouw manier van spreken zorgt er niet voor dat de gespreksvoerders moeite moeten doen om jou te verstaan of te begrijpen. Je mag twijfelen wanneer je zoekt naar de juiste woorden, maar dit zorgt niet voor irritant lange pauzes en te veel ‘uhhm’. Je kunt vloeiend en spontaan spreken.
- Consecutief tolken:
Je woordenschat en grammatica is voldoende om de zaken die verband houden met het onderwerp op begrijpelijke wijze te verwoorden. Je kunt met jouw vertolking de voordracht van de spreker goed overbrengen en corrigeert jezelf wanneer je je vergist. Enkele grammaticale fouten zijn toegestaan, maar mag geen afbreuk doen aan de boodschap.
- À vue:
Ook hier moet je woordenschat voldoende zijn om helder te communiceren. Je kunt loskomen van de tekststructuur van de brontaal en de zinnen op logische en natuurlijke wijze in de doeltaal formuleren.
Klik hier voor het volledige beoordelingsraster op de site van het Wbtv, zodat je precies weet wat je moet kunnen om te slagen voor je integrale tolktoets.