Tijdens de taaltoets word je door middel van twee gecombineerde toetsonderdelen beoordeeld op jouw spreekvaardigheid en luistervaardigheid. Als er voor jouw taal of dialect een geschreven standaard bestaat, wordt ook jouw leesvaardigheid getoetst. Elke vaardigheid moet je op twee manieren kunnen aantonen.
Spreken:
Je kunt je vrijwel moeiteloos vloeiend en spontaan uitdrukken en maakt gebruik van diverse verbindingswoorden en complexere zinsconstructies. Je spreektempo is normaal tot snel. Je kunt variëren in intonatie en je woordenschat is uitgebreid. Grammaticale fouten zijn zeldzaam en worden meestal door jezelf gecorrigeerd.
- Deelnemen aan een gesprek met moedertaalsprekers:
Je kunt de toetstaal flexibel en doeltreffend gebruiken voor sociale doeleinden. Je kunt in een groepsdiscussie met gemak lastige interacties tussen derden volgen en daaraan bijdragen. Je spreekt duidelijk en goed gestructureerd.
- Een publiek toespreken:
Je kunt een heldere, goed gestructureerde presentatie geven over een complex onderwerp. Je kunt verschillende meningen gedetailleerd uitwerken en onderbouwen. Je kunt moeiteloos reageren op opmerkingen die tussendoor komen.
Luisteren:
Je kunt een langer betoog begrijpen. Je kunt zonder al te veel inspanning tv-programma’s en films begrijpen. Woordgebruik en zinsbouw zijn complex, uitdrukkingen en impliciete betekenissen worden begrepen. De spreker waarnaar je luistert spreekt normaal tot snel en hoeft niet duidelijk te articuleren. Afwijkingen van standaardtaal vormen over het algemeen geen probleem.
- Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan:
Je kunt met gemak complexe interacties tussen twee moedertaalsprekers volgen. Je kunt de hoofdlijn en de belangrijkste punten uit het gesprek herformuleren.
- Luisteren als lid van een live publiek:
Je kunt de meeste voordrachten, discussie en debatten betrekkelijk makkelijk volgen. Je presenteert een mondelinge samenvatting waarin de hoofdlijnen en belangrijkste punten uit het gesprek worden samengevat. Je begrijpt de kern van de voordracht en je voegt geen eigen informatie toe.
Lezen:
Je kunt lange en complexe feitelijke en literaire teksten begrijpen, en het gebruik van verschillende stijlen herkennen. Je kunt gespecialiseerde artikelen en lange technische instructies begrijpen.
- Lezen om informatie op te doen:
Je begrijpt op detailniveau lange, complexe teksten. Je herkent fijnere details en je kunt met gemak literaire en non-fictie teksten lezen.
- Correspondentie lezen:
Je begrijpt alle correspondentie op detailniveau.
Klik hier voor het volledige beoordelingsraster op de site van het Wbtv, zodat je precies weet wat je moet kunnen om te slagen voor je taaltoets